De Vieilles Tiges van de Belgische luchtvaart vzw

De beproevingen van Generaal-Majoor Vlieger Albert Henry

Na de militaire School. waar hij begon in 1934, vroeg Albert Henry zijn aanwijzing voor de militaire Luchtvaart en werd ingelijfd bij de 79e promotie leerling-piloten. Hij werd piloot gebrevetteerd in 1939.

Tijdens de achttien-daagse veldtocht ïn mei 1940, vloog hij drie zendingen. Op 28 mei werd hij gevangen genomen na eerst het voltallig personeel van zijn eenheid te hebben gedemobiliseerd

Kapitein vlieger Henry dulde geen gevangenschap en poogde een eerste ontsnapping in Prenzlau vanuit OFLAG 24 tot een goed einde te brengen en dit op 9 april 1942, helaas werd hij de volgende dag opgepakt in Berlijn. Op 9 december was hij weer eens de duitse bewakers te slim af en deze keer met succes. Hij werd een van de dertien Belgische officieren te midden van de 3.000 andere gevangenen die uit de verschillende OFLAG ‘s konden ontsnappen.

De tekst die nu volgt, geschreven door Henry zelf verscheen reeds in “Rendez-vous à Gibraltar” van Guy Weber Wij zijn er in geslaagd de Generaal te overtuigen, eerder gierig met zijn vertrouwelijke mededelingen en een rechtschapen man, deze tekst te laten publiceren in het bulletin

De enkele regels die hier volgen, zijn de enige die ik geschreven heb sinds de oorlog 1940-1945. Niettegenstaande het herhaaldelijk verzoek, heb ik me steeds geweerd tegen de verleiding daar ik steeds dacht dat mijn handelingen een logisch gevolg waren van mijn staat als officier.

Ik zal me dus houden aan het verhaal van twee of drie wederwaardigheden, eerder verbazend en meegemaakt in de loop van mijn twee ontsnappingen en tijdens mijn aankomst te Londen om te eindigen met bedenkingen.

Eerste ontsnapping

Via een tunnel gegraven in de loop van verscheidene weken van bikkelhard labeur en mede dankzij het ingenieus vernuft van zekere officieren, (luchtverversingssyteem in een tunnel van zowat 12 meter lang, vervalste papieren van Belgische arbeiders met verlof) ben ik ontsnapt met tien andere officieren tijdens de nacht van 14 april 1942, vanuit het kamp van Prenzlau (halfweg tussen Stettin en Berlijn).

Dit hoekje van blauwe hemel, een zuchtje van frisse wind bij het verlaten van de tunnel, hebben mij een onvergetelijke souvenir gelaten; dit zolang verhoopte moment bij het hervinden van de vrijheid was aangebroken.

Mijn collega ontsnapper, eveneens vlieger, en ik. droegen ons uniform onder een blauwe loden. ‘s Avonds zijn we aangekomen in Berlijn op het perron van de metro van Siemensstadt met slechts enkele marken op zak (het voorziene biljet van 1.000 frank konden we helaas niet wisselen in het kamp van de Belgische arbeiders, tot onze grote teleurstelling polen geworden); hier waren we dan ïn de onmogelijkheid die avond de exprestrein Berlijn-Aachen te nemen. Wat nu gedaan, zich gewonnen geven en ons in de handen van de politie werpen of, alles op alles zetten?

De beslissing was rap genomen toen ik me tot het jonge meisje van een winkeltje richtte, waar we net een glas bier hadden gedronken om ons eerder wankelend moreel wat op te vijzelen.

Ik legde toen aan deze jonge Elzassische uit, wat en wie we echt bleken te zijn en vroeg haar of ze ons kon helpen om die twee biljetten van 1.000 Fr om te zetten; een uur later riep ze me. en bevond ik me voor een Duits burger, die me zonder een enkel woord de biljetten omzette in Duitse marken; op dat moment bleken de goden met ons te zijn!

Spijtig genoeg was de exprestrein reeds vertrokken en bleef er niets anders over dan te gaan overnachten in een kosthuis, en we hadden de slaap nodïg. Onze valse papieren bleken goed genoeg om zonder problemen een kamer te krijgen in een klein hotel; in de kamer lieten we onze loden vallen en keken samen in een grote spiegel en kregen we de slappe lach: zich zo te zien in Berlijn, op 15 april 1942, in het uniform van Belgisch vlieger, zulk een ongelooflijk beeld kan ik me meer dan 50 jaar later nog steeds voor ogen halen.

Bij het buitengaan van het hotel, zowat zes uur in de morgen, na de tour van Berlijn per metro te hebben gedaan. een film voorstelling te hebben meegepikt. begaven we ons naar het “POTZDAMER BAHNHOF’ en daar heeft het geluk ons definitief in de steek gelaten; twee agenten van de Gestapo grepen ons bij de kraag die ons in een perfect Frans mededeelden dat zij. onze papieren reeds bij acht andere officïeren hadden gezien toen deze laatsten de vorige avond werden aangehouden in de exprestrein naar Aachen.

Wij hadden dus nog één dag respijt gekregen. De nacht brachten we door in een cavaleriekaserne te Berlijn. waar de kolonel ons trachtte te troosten met een glaasje “Schnaps”. De volgende dag werd onze zwerftocht bestraft met een maand cachot in de kaserne van de artillerie zowat twee kilometer van het kamp.

Dit verblijf heeft me wel geholpen. bij het bestuderen van het achterste van de kazerne, om mijn volgende ontsnapping voor te bereiden.

Tot besluit mag men stellen, het ging niet slecht maar, betere inlichtingen. Duits geld en burgerkledij waren een must!

Tweede ontsnapping

Op 9 september 1942. werd ik rond 10.30 uur op de hoogte gebracht door de Dienst Organisatie ontsnappingen, dat ik over een half uur een burgerplunje moest aanbebben (ontvangen via een pakket).met daarover de uitrusting van een soldaat.
Op het voorziene uur. infiltreerde ik me onder de Belgische soldaten van karwij, belast met het laden van pakketverpakkingen op een voertuig van de Wehrmacht. Beschermd door vrienden die de taak hadden de begeleïder en de voerman bezig te houden, wierp ik me snel op de wagen om even snel onder een vracht verpakkingen bedolven te worden door de soldaten van karwij, De wagen vertrok vervolgens naar de artilleriekaserne niet zonder de controle te passeren bij de uitgang van het kamp.

In de kazenne werden de paarden door de voerder ontzadelt. het was immers middag geworden, en naar de stallingen gebracht. Ik had toen plots een zee van tijd om uit de wagen te glijden, en liep halsoverkop naar het bosje aan de achterkant van de kazerne daar kon ik me rustig ontdoen van het soldaten plunje.

Vervolgens kon ik, op mijn dooie gemak voorbij het kamp lopen nier zonder een blik te werpen op mijn vrienden aan de vensters. Ik beschikte over niets wat papier betrof noch over voedsel, wel over een pakje cigaretten en een bundel biljetten Duitse marken. Mijn plan was eenvoudig, zo snel mogelijk de eerste trein te nemen naar Berlïjn en van van daar uit met een omweg via het Zuiden (Leipzig, Wurzburg Mayence, Coblence, Prüm) met omnibustreinen. Het is tijdens een halte, zowat rond middernacht dat ik in het station van Wurzburg, de twee langste uren van mijn ontsnappung heb doorgebracht.. Ik bevond me gans alleen als jong burger temidden honderden Duitse militairen, van elke rang, met pak en zak uitgerust, op weg naar het Oosten of het Westen. Geen van hen gunde me een blik of stelde me een vraag.

De aankomst van de trein deed me gelukkiglijk uit deze kritieke situatie heenkomen en een “ouf’ van opluchting slaken. Deze rondreis heeft me drie dagen en twee nachten gekost alvorens in St-Vith aan te komen om vervolgens te voet een hoeve te bereiken waarvan ik het adres bezat, te Oberemmels, terug in Duits grondgebied. Vanaf het station van St Vith richtte ik mijn stappen naar dit dorp, 6 km verwijderd. Tijdens deze voettocht werd ik voorbij gereden door een burger op een kar die me eerder nadrukkelijk bekeek, hij stopte even verder en sommeerde me het volgene woord: “Kriegsgefangene”? Ten einde krachten, verzwakt door een gebrek aan eten en slaap sinds mijn vertrek uiti het het kamp. nam ik alle risico met hem positief te heantwoorden, Hij nodigde mij vervolgens uit plaats te nemen op zïjn kar en voerde me oniniddellijk naar de hoeve die mijn uiteindelijk doel was en waarvan hij de zoon des huizes bleek te zijn! Vervuld van vreugde en emotie kon ik niet anders dan hem in mijn armen te drukken.

De volgende dag, passeerde ik de grens dwars doorheen het bos, voorafgegaan door een jong meisje van amper 15 jaar oud.

Twee maanden verbleef ik in België om al mijn emoties te boven te komen en teneinde een “filière” ofte “vluchtroute” te vïnden.

Naar Engeland

Ik ontmoette drie vlieger-parachutisten maar geen van hen kon me helpen weer te vertrekken. Op 9 maart 1943, ontmoette ik bij mijn vertrek naar Parijs, een politieinspecteur die me zeer nadrukkelijk aanraadde naar Zwitserland te gaan en daar contact op te nemen met de Engelse Lucht Attaché in Bern. Ongelukkiglijk heb ik zijn raad opgevolgd. De volgende dag ben ik op een clandestiene manier Zwitserland binnen getrokken na een korte afstand te hebben afgelegd tot aan het middel in de sneeuw. Ik werd aangehouden door Zwitsers waarvan ik dacht, gezien hun identieke uitrusting, met Duitsers te maken te hebben. Gedurende een maand werd ik opgesloten in een cel van de gevangenis van Porrentury, ik werd behandeld als een gevangene van gemeen recht en zeer slecht gevoed. Einde maart werd ik overgedragen aan het Belgische Consulaat te Geneva die mij onmiddelijk in een kosthuis plaatste. Een bezoek aan de Engelse Air Attaché in Bern deed me de moed in de schoenen zinken. Botweg zegde hij me het volgende: “Boy, this is a trap; I have in Switzerland, hundreds of RAF’ crews who must stay here and wait until the end of the war ».

In het kosthuis, ontmoette ik een burger die naderhand een politiecommissaris bleek te zijn. Ik bracht hem op de hoogte van mijn intenties; twee maand later werden mij door de politie van Geneva de nodige papieren overhandigd alsmede voedselbonnen die mij in staat zouden stellen het Zuiden van Frankrijk door te trekken; zeer vroeg op een morgen, hielp ze mij de Franse grens te passeren in Anemasse. en alzo aan een Duitse patrouille te ontsnappen.

Het vervolg van dit avontuur is een gekende geschiedenis voor al de Belgische ontsnapten; dwars doorheen Frankrijk om dan de Spaanse grens te overschrijden; hinderlagen van elke aard ontlopen, kennis maken met de gevangenissen van Figueras, Gerone en het beruchte kamp van Miranda dat ik kon verlaten met Kerstmis 1943.

Londen, Eaton Square

Ik kwam in Londen aan in het begjn van januari 1944, fier dat ik uiteindelijk dit heldhaftige vrijheidsland kon bereiken; ik dacht, in een eerder naïve argeloosheid dat, de ontvangst door de Belgische autoriteiten vriendelijk en aanmoedigend zou zijn; het was alles behalve dat !

In Londen heb ik mijn grootste desillusies moeten ondergaan dïe in de hand werden gewerkt door officieren “ambtenaars”; waarvan ik me afvroeg waarvoor ze naar Engeland waren gekomen!

Zoals elke Belg die vanuit het buitenland aankwam moest ïk langs het Recruteringsbureel waar ik werd ontvangen door een officier van de Landmacht die me zelfs geen goedendag waardig achtte. Ik werd verzocht mijn identiteit en mijn graad op te geven. Vervolgens haalde deze officier een annuaire van 1938 te voorschijn en verklaarde dat ik daarin stond aangegeven als observator. Ik antwoordde hem bits dat ïk piloot was gebrevetteerd in augustus 1939; na dit zéér kort en weining hoffelljk gesprek, werd ik bedankt

De volgende dag liep ik even binnen bij de Generale-staf van de Luchtmacht, 107 Eaton Square, waar ik met open armen werd ontvangen door een vriend die me stante pede een brief liet lezen gericht aan de Generale-staf en geschreven door een officier van het Recruteringsbureel; daarin stond letterlijk te lezen, ik citeer:

«Een officier met de naam Henry heeft zich gisteren aangeboden in mijn bureel en verklaard piloot te zijn gebrevetteerd in 1939. Volgens de documenten in mijn bezit staat deze officier vermeld als observator; indien deze officier gelogen heeft. wilt U hem dan terug naar de Landmacht sturen. »

Overmand door een plots opkomende razernij, vroeg ik om deze brief te mogen behouden, want het lag in mijn bedoeling me zonder slag of stoot naar het Recruteringsbureel te begeven om deze officier eens hefiig aan te grijpen en zijn verontschuldiging te eisen.

Mijn vriend, die zich bewust was van hetgeen er zou kunnen gebeuren, gaf me de raad kalm te blijven en verscheurde de brief zonder er een antwoord aan te geven.

Enige dagen later werd ik door mijn schoonbroer, piloot in Benson, uitgenodigd om een bezoek aan deze basis te brengen.

Ik werd zeer vriendelijk ontvangen door de Air Commodore, kommandant van de basis die me kon vertellen dat alles klaar was om me een verfrissingscursus te geven in vliegtuigbesturing en me dan later toe te laten in een van zijn smaldelen uitgerust met Recce-Spitfires (ze vlogen zonder enige bewapening).

Ten zeerste verheugd voor de toekomst die me beloofd werd, begaf ïk me naar 107 Eaton Square bij de Group-Captain, verantwoordelijke voor de mutaties van het varend personeel en dit om hem op de hoogte te brengen.

Tot mijn grote ontgoocheling hoorde ik me vertellen dat ik « te oud was » om nog Spit te vliegen en dat ik me moest gaan bekwamen op tweemotorige toestellen.

Na de warme en bemoedigende ontvangst in Benson, viel deze van Londen ten zeerste tegen. Het is een feit dat ik enerzijds te maken had met operationelen en anderzijds met bureaucraten.

Het spreekt vanzelf dat mijn houding na de oorlog ten opzichte van deze twee hogere officieren (de ene werd Mïnister van Landsverdediging; de andere verkreeg de hoogste legergraad) gepaard ging met mijn diepste geringschatting.

Niettegenstaande al deze perikelen, heb ik nochtans de grootste voldoening gehad de oorlog te beëindigen op het vliegveld van Osnabrück in Duitsland, met een smaldeel B-25 Mitchell.

Het was het verheugende hesluit van mijn avontuur !

Als we even terugblikken op de afloop van de achttien dagen in 1940, op de vijf jaren door duizenden militairen van welke rang ook, achter de prikkeldraad, dan kan men de vraag stellen waarom zij, de verantwoordelijken voor het verloop van de operaties, niet over de bezorgdheid of zelfs de lef beschikten, vrijheid van actie te laten aan hun ondergeschikten?

Mocht dit gebeurd zijn dan hadden ze een grote dienst aan het land kunnen bewijzen. Het is een heuglijk feit dat enkele honderden mensen, uit alle klassen, Engeland hebben kunnen bereiken om het gevecht voort te zetten. De eer van België werd alzo gevrijwaard.

Vertaling : Jan GOVAERTS