De Vieilles Tiges van de Belgische luchtvaart vzw

De Belgen in de South African Air Force 1940 - 1944

ln 1939, tijdens de ‘Schemeroorlog’, was Belgisch Kongo nog met zijn navelstreng verbonden met het moederland. De ‘Villeboats’ observeerden een strikte neutraliteit en bleven de verbinding verzekeren. tussen de haven van Antwerpen en die van Matadi en Lobito in Angola. De luchtlijn tussen Brussel, Leopoldstad en Elisabethstad bleef met verrassende regelmaat verzekerd.

 De invasie van België en de daarop volgende capitulatie van achttien dagen later bracht iedereen in verwarring en verbijsterde gans de Belgische Kongo. Pas einde 1940, begin 1941 ontwaakte het land uit zijn staat van verdoving en verlamming waarin het verzeild was. Het klopt dat er toen alarmerende berichten de ronde deden. Personaliteiten van verschillende belangrijke industrieën die in Bordeaux een onderkomen hadden gevonden, zoals de Belgische regering, waren voorstander van de neutraliteit of toch ten minste van een politiek van "wait and see".

Daarenboven was het na de capitulatie van Frankrijk, aan de Belgische regering verboden zich in België nog op te houden; de ministers verspreidden zich want het ontbrak natuurlijk erg aan beslissingsmacht. De situatie werd door sommigen beschouwd als cen soort neutraliteit omdat er immers geen nationaal territorium meer viel te verdedigen, behalve natuurlijk dat van Kongo. Daarom begaf de minister voor koloniën, de hcer De Vleeschouwer zich naar Londen om vooral zijn gezag over de kolonie te gaan bevestigen en om te vermijden dat het onder Britse contrôle zou vallen (1) Hij had al een andere kijk op de gebeurtenissen dan zijn collega’s.
Zijn bezoek aan Londen vond grote weerklank want hij slaagde erin om de oorlog te laten verdergaan, en wel als gevolg van de onverzettelijke beslissing van Winston Churchill om de strijd verder te zetten; dat overtuigde hem om aan zijn zijde door te vechten om later dan in de overwinning te delen.

De Vleeschouwer won de ministers Spaak en Pierlot voor zijn zaak en nodigde hen uit om in Londen een regering te vormen die gevormd werd op 30 oktober 1940. Daarop werd de minister van Koloniën De Vleeschouwer door decreet benoemd tot administrateur-generaal van Belgisch Kongo en van Rwanda-Burundi, met wetgevende en uitvoerende bevoegdheid zoals die aan de Koning werden verleend onder het koloniale Charter van 18 oktober 1908. Door delegatie werd die bevoegdheid overgedragen aan de Gouverneur-generaal van Belgisch Kongo; de administrateur-generaal verzorgde de verbinding tussen Kongo en Groot-Brittannië. Hij bezat de blancovolmacht voor het onderhandelen en ondertekenen van elke conventie waarbij Kongo werd gebonden, of ze nu militair, economisch of financieel was, als het doel maar het verder zetten van de strijd was.

Pierre Ryckmans, de Gouverneur-generaal die net zijn nieuwe bevoegdheden had opgenomen, bepaalde onmiddellijk het aandeel dat Kongo moest nemen in de gemeenschappelijk strijd tegen de Asmogendheden. Hij mobiliseerde om alle krachten wakker te schudden en bijeen te brengen. In deze oorlog, verklaarde hij, zou Kongo België belangrijkste troef vormen. De kolonie moest ten dienste staan van de Alliantie en op die manier het moederland dienen. Als er werk moest worden geleverd, dan zal ik er de middelen voor geven. . . We zijn allemaal verenigd door ons hart, onze vastberadenheid en onze hoop.

Op dat ogenblik waren Belgisch Kongo, de landen van het Britse Commonwealth en vooral de Unie van Zuid-Afrika, niet klaar voor de oorlog. Het was trouwens ook in die periode van onbeslistheid en aarzelingen, dat jonge kolonialen de bureaus van de Gouverneur-generaal in Kongo plat liepen voor de toelating om de legers te vervoegen van naburige geallieerde landen.

Misschien om die verhitte geesten te kalmeren, gaf de Gouverneur-generaal die toelating en werden ze lid van de King’s African Rifles van Oost-Afrika of van de Armoured Car Regiment van Kenya waarmee ze snel in actie traden tijdens de Campagne van Abessinië.

De Force Publique reorganiseerde ondertussen zijn strijdmacht. Er werden plannen gemaakt om de effectieven op drie brigades te brengen. Privé vliegtuigen werden opgeëist, dikwijls met hun eigenaar als vlieger. Ze werden het vaakst gebruikt als verbindingsvliegtuigen

Er werden studies gevoerd om een militaire luchtmacht op te richten en in februari 1941 stemde de minister van Ko1oniën, die een kort bezoek bracht aan Kongo, in met het principe om de Belgische Krijgsmacht in Kongo te ondersteunen met 30 lichte tweemotorige bommenwerpers. Er moet ook aangestipt worden dat onmiddellijk na de Belgisehe capitulatie, de Britse regering een militaire missie naar Leopoldstad afvaardigde.

Deze missie werd geleid door luitenant-kolonel Mackensie en was tijdens de oorlog gekend als de “Mackensie Mission”. Haar voornaamste taak was natuurlijk ervoor te zorgen dat Belgisch Kongo zijn strijdmacht bij die van Groot-Brittannie zou voegen. Eigenaardig genoeg stond de Mackensie Mission nooit gunstig tegenover de oprichting van cen militaire luchtmacht in Kongo. Dat bleek toen het hoofdkwartier van de Force Publique in Leopoldstad twee Belgische vliegers voor opleiding naar Zuid-Rhodesië wilde sturen; ze kwamen net uit Europa maar kregen van de missie een zeer lauw onthaal.

Die twee vliegers waren George Reuter en Désiré Verbraeck. Ze hadden elkaar ontmoet in hct zuiden van Frankrijk toen de eerste er op 15 mei 1940 was overgebracht met zijn eenheid, het 3de Luchtvaartregiment. Désiré Verbraeck daarentegen, had de 11 mei 1940 een noodlanding moeten maken tijdens een bombardementsopdracht op de brug van Veldwezelt over het Albertkanaal. Na een treffen met een Messerschmitt Bf 110 (2) was hij zwaargewond geraakt en werd geëvacueerd naar een kliniek in Dendermonde. Nadien werd hij snel overgebracht naar een hospitaal in Montpellier, Frankrijk. En alhoewel hij een kogel in zijn ruggengraat had gekregen, hcrstelde hij snel en koos samen met George Reuter de ontsnappingsroute. Na een klein vliegtuigje te hebben “geleend”, slaagden ze erin om de Portugese grens te bereiken waar ze met lege tanks landden.

Hun aankomst in Belgisch Kongo verwekte sensatie; pers en radio gaven het relaas van hun exploot. In oktober 1940 werden ze naar Rhodesië gezonden maar daar was dc Royal Air Force door de Mackensie Mission al verwittigd. Ze kregen er geen opleiding in het vooruitzicht van een nog op te richten militaire luchtvaart in Kongo. Maar beide piloten drongen erg aan en de RAF bood hen een dienstneming aan. Na wat twijfelen, ondertekenden ze en werden ze onder een andere naam ingelijfd en tot officier bevorderd. George Reuter werd Pilot Officer David Carter en Désiré Verbraeck werd Pilot Officer John Patrick Jack Robinson. Ondcr deze leennamen onttrokken ze zich aan het gezag van de Belgische autoriteiten in Kongo. Na een korte opleiding aan de N0 21 Flying School in Zuid-Rhodesië en de N0 10 Operationel Training Unit, werden ze noordwaarts gestuurd, naar het N0 45 Squadron, uitgerust met Bristol Blenheim IVF. 14

Op dat ogenblik boden zich in Leopoldstad ook nog andere piloten aan, onder wie Frans Burniaux. Hij werd dadelijk opgenomen en belast met het oprichten van de kern van een militaire luchtvaart. Na contact te hebben opgenomen met de Rhodesische en Zuid-Afrikaanse autoriteiten, deed hij cen oproep aan alle jonge mensen die in alle disciplines wensten opgeleid te worden om zo cen eenheid te creëren. De oproep ging op 13 maart 1941 over de frequenties van radio Belgisch Kongo en leidde bij het Hoofdkwartier in Leopoldstad tot meer dan vijfhonderd kandidaturen.

Na een kort en vruchteloos onderhoud met luitenant-kolonel Mackensie van de militaire missie in Leopoldstad, besliste kapitein Frans Burniaux om toch naar Salisbury te gaan om er de Rhodesische autoriteiten te ontmoeten. Luitenant-kolonel Mackensie ging hem daarbij vooraf Natuurlijk was kapitein Burniaux voorzien van al le noodzakelijke stukken die het gouvernementgeneraal in Leopoldstad hem had geleverd en hem aIle bevoegdheid verleenden om te onderhandelen met de autoriteiten in Salisbury. Hij ontmoette Wing Commander Meredith die de basissen en scholen had opgericht van de Royal Rhodesian Air Force van de Empire Air Training Scheme (3); hij zou later Air Vice Marshal Sir Charles Meredith worden.

De ontmoeting kende helaas geen gevolg. Maar kapitein Burniaux had nog andere kaarten achter de hand en trok buiten het weten van de Mackensie Mission naar Pretoria. Hij ontmoette er verschillende leden van de generale staf maar net als in Salisbury met luitenant-kolonel Meredïth, besteedden ze hem geen aandacht. Ten einde raad vestigde hij al zijn hoop in de heer Albert Moulaert.

  

Albert Moulaert was Belgisch gevolmachtigd minister in Pretoria. Toevallig was hij een intieme kennis van generaal Smuts met wie hij elke week bridge speelde. Tijdens een spelletje kaart kwam de vraag ter sprake die Frans Burniaux zo sterk bezighield; generaal Smuts ging onmiddellijk akkoord en ontbood de commodore Frew van de Royal Air Force, tevens chef van de “Joint Air Training Scheme” voor de Unie van Zuid-Afrika.

Men dient zich te herinneren dat tijdens de Eerste Wereldoorlog generaal Smuts in Londen was als lid van het Imperial War Cabinet; hij was ook benoemd tot directeur van een comité dat door de Britse regering was geselecteerd en belast met de reorganisatie van de militaire luchtvaart van het land. Vanaf februari 1916 vond dit comité dat het voor de defensie van het land noodzakelijk was dat de Royal Air Force een krijgsmachtdeel werd dat niet meer onder de landmacht ressorteerde. Deze resolutie werd voorgesteld in een officieel rapport dat generaal Smuts in augustus 1917 had voorbereid en dat als resultaat de oprichting had van de Royal Air Force op 1 april 1918 als onafhankelijke macht. Door hun samensmelten verenigden het Royal Flying Corps en de Royal Navy Air Service hun uitgebreide en onschatbare ervaring en hun glorierijke tradities.

In december 1919 legde Winston Churchill, toen staatssecretaris voor Oorlog en Lucht, het parlement voorstellen voor om de RAF definitief te organiseren. De Royal Air Force was generaal Smuts erg erkentelijk, wat verklaart waarom de bevelen van commodore Frew nooit in vraag werden gesteld.

De zaken kregen vaste vorm, zij het dat een pietepeuterige officier van de financiële diensten van de RAF contante betaling eiste van de bedragen om de verzekeringskosten te dekken voor de opleiding van de Belgen. Maar de tussenkomst van de Chef van de Generale Staf van de Zuid-Afrikaanse Krijgsmacht, luitenant-generaal Sir Pierre Van Ryneveld, stelde voor om de financiële problemen later aan te pakken, wat de inlijving van de Belgen in Zuid-Afrika versnelde.

Een eerste groep jongeren verliet Elisabethstad voor de Unie op 28 juil 1941; het ritme van één vertrek per maand werd volgehouden tot maart 1943. Onder die Belgen kwamen velen uit alle hoeken van de wereld, maar het grootste contingent was samengesteld uit jongeren die in Belgisch Kongo verbleven.

Het is interessant te noteren dat de eerste 47 gebrevetteerde Belgen bij de Royal South African Air Force vochten in het Midden Oosten. De meer dan 80 andere gebrevetteerde piloten, navigators, mitrailleurs en weerkundigen vervoegden de Royal Air Force op vraag van de Belgische regering in Londen.

Na een kort verblijf in Zuid-Afrika, waren kapitein Frans Burniaux en luitenant Gérard Greindl de eerste Belgen uit Zuid-Afrika die het front van het Midden Oosten vervoegden. Ze werden onmiddellijk aangehecht bij het N0 12 SAAF Squadron dat met de lichte bommenwerper Boston III was uitgerust. Hun aankomst viel samen met de laatste kritieke gevechtsfase die zich op Noord-Afrikaanse bodem afspeelde.

Op dat ogenblik hadden de geallieerde legers zich volledig teruggetrokken en verstevigden ze hun posities achter El Alamein, op nauwelijks 100 km van Alexandrië in Egypte. De twee vliegers waren gestationeerd in Bir-el-Beheira en werden in mei 1942 ingezet voor het bombarderen en bestoken van vijandelijke stellingen. Het ganse smaldeel diende te worden teruggetrokken om niet in vijandelijke handen te vallen. Eerst naar Marsa-Matruh, vervolgens in El Daba (LG.21) en ten slotte naar de L.G. 99, op de weg van Kaïro naar Alexandrië waar ze achter het front van El Alamein terug veiligheid vonden. Hun voornaamste opdrachten waren nu de directe steun aan het 8ste Leger.

  

Terwijl generaal Montgomery het El Alamein-offensief voorbereidde, kende de Slagorde van het Midden Oosten een nieuwe organisatie. Het luchtcommando Middellandse Zee werd toevertrouwd aan Air Chief Marshall Tedder. Deze reorganisatie had tot doel de mediterrane regio in twee sectoren te verdelen.

De eerste, “Middle East Air Command” genaamd, kwam onder bevel van Air Chief Marshall Sholto Douglas. Het objectief van dit commando was bet ontzeggen en neutraliseren van alle vijandelijke bewegingen rond de Dodécanèse-eilanden vanaf bases in Cyrenaïca, Egypte en Palestina; er diende ook luchtdekking te worden geleverd aan geallieerde maritieme konvooien die uit havens van Port-Saïd en Alexandrië voeren. Later werden nog verschillende Belgen in deze regio ingezet.

De tweede sector omvatte de Tactical Air Force onder bevel van Air Marshal Coningham waarvan “Western Desert Air Force” deel uitmaakte onder de naam “Desert Air Force “en die tot de eindoverwinning de speerpunt van het 8ste Leger zou vormen.

De Bostons van de N° 3 Wing van de SAAF waarin de smaldelen N° 12, 21 en 24 actief waren, bestookten onophoudelijk de troepenconcentraties en de elementen van de 15e Panzerdivisie; het gebeurde zo frequent dat men ze de “Boston-pendel” noemde of nog “de ronde van de melkboer”.

De grote slag in het Noord-Afrikaanse conflict stond op het punt te beginnen. In de vroege ochtend van 23 oktober waren alle nodige troepenbewegingen uitgevoerd, een meesterstukje van planning. Tienduizenden mannen stonden klaar, de kanonnen waren op hun doelen gericht. De Desert Air Force had haar doelen voor de nacht en de volgende morgen, het wachten was op het groene licht. Sommige eenheden lagen dicht genoeg bij het front om het kanonvuur te horen dat de slag inluidde. Om 22 unr kwamen vier infanteriedivisies uit hun loopgraven en stormden voorwaarts. Vier Boston van de N° 12 en 24 SAAF Squadron stonden in stand-by, klaar om op te stijgen met rookgeneratoren. De piloten hadden vooraf geoefend om bij dag en ‘s nachts op 30 en 50 voet hoogte te vliegen. Een van de twee Bostons van het N° 12 SAAF Squadron werd bestuurd door Gérard Greindl: hij zou zijn rookgeneratoren om 23.58 uur moeten lossen en daarbij geleid worden door lichtbakens die het leger op de gond had uitgezet.

 De vier toestellen werden verwelkomd op schoten vanop de gond maar het gebruik van de rookgeneratoren in steun aan de infanterie werd als een succes aanzien, daardoor konden troepen immers ongezien vorderen. Luitenant Gérard Greindl kreeg voor zijn actie het Distinguished Flying Cross en werd tot kapitein gepromoveerd. Rommel gaf op 2 november 1942 het bevel om terug te trekken. De troepen vorderden gestaag. . Op 15 decembcr drongen de geallieerden door tot “Marble Arch” en doorkruisten Tripolitanië om de stad Tripoli te heroveren. Het betekende de val van het Italiaanse Imperium dat Mussolini in 1938 met veel praal had uitgeroepen.

Die gebeurtenis viel samen met de aankomst van andere Belgen uit Zuid-Afrika die werden toegewezen aan de N° 3 Wing van de SAAF, meer bepaald aan de N° 12 en 21 SAAF Squadrons die met Boston en Baltimore vlogen. Het doel is nu om gans Tripolitanië en Tunesië te veroveren. AIle Belgen nemen nadien deel aan de ontscheping in Sicilië en Ita1ië, ze strijden verder in het mediterrane gebied tot het einde van de vijandelijkheden.

Op dit punt van het verhaal moet het vertrouwen worden onderstreept dat de Zuid-Afrikaanse autoriteiten in onze landgenoten hadden. Die gaven zonder aarzelen het bevel van het N° 12 SAAF Squadron aan kapitein Frans Burniaux en benoemden hem tot luitenant-kolonel; hij was daarmee de enige Belg met een commandofunctie in de South African Air Force.

Drie andere Belgen werden tot majoor benoemd wat hen het voorrecht en de verantwoordelijkheid gaf om “Boxes” van zes lichte bommenwerpers naar hum doelen te leiden. Het waren Jan Ceuppens van het N° 12 SAAF Squadron en Gaston Dieu van het N° 21 SAAF Squadron, beiden van de N° 3 SAAF Wing. Elk Squadron van de SAAF omvatte 18 lichte bominenwerpers die onderverdeeld waren in “Boxes” van zes vliegtuigen. Binnen de Desert Air Force vlogen ze op B-26 Marauder.

Gérard Greindl werd ook tot majoor benoemd en wel in het N° 31 Squadron dat op B-24 Liberator vloog, binnen een nieuwe eenheid, de “Balkan Air Force”. Deze zware bommenwerpers hadden opdrachten over lange afstand naar strategische objectieven.

  

In juni-juli 1944 waren Gérard Greindl en zijn smaldeel gestationeerd in Foggia in Italië waar ze storingsaanvallen uitvoerden op de petroleumraffinaderiien van Fiume, Trieste en van Ploesti, ten noorden van Boekarest. Terwijl hij gebruik maakte van het maanlicht, nam hij ook deel aan het leggen van mijnen in de Donau; alle petroleum die bestemd was voor de Duitse oorlogsmachine werd langs deze maritieme weg aangevoerd en wel met lange konvooien sloepen die door slepers werden getrokken. Met zijn Liberator diende Gérard Greindl hoogte te verliezen totdat hij precies op 30 voet boven de rivier zat; hij diende dan aIle drie seconden zijn speciale mijnen te droppen om tenslotte zo snel mogelijk weg te vliegen.

De meest spectaculaire vluchten die hij ooit uitvoerde hadden plaats in de nacht van 13 op 14 en van 15 op 16 augustus 1944 toen hij met droppings de troepcn van de “Arma Krajowa” herbevoorraadde in Warschau. Het AK was het Poolse weerstandsleger dat onder bevel stond van generaal Bor Komorowski en die vond dat het ogenblik was aangebroken om op te staan.

Na hevige gevechten op verschillende plaatsen in de stad hadden de dappere Poolse strijders 70% van Warschau heroverd, maar de Russen die aan de poorten van de stad stonden, kwamen niet tussenbeide. Ze stopten hun aanval en sloegen op 120 km van de stad hun kamp op. De munitie en de levensmiddelen van de opstandelingen raakten op cn hun weerstand verminderde, ook als gevolg van de versterkingen die de Duitsers aanbrachten.

Tussen 8 augustus en 22 september 1944 werden er in Italie 181 opdrachten uitgevoerd. 92 werden met succes bekroond, 63 dienden te worden afgebroken en 31 vliegtuigen gingen verloren, waaronder 17 tijdens de vier nachten van 13 tot 16 augustus toen de Zuid-Afrikaanse Liberators erbij betrokken waren. Hun offer dat een van de meest naamloze van de oorlog was, mag niet worden vergeten.

In dit korte exposé is het moeilijk om de acties en de verwezenlijkingen te beschrijven die de Belgen binnen de South African Air Force realiseerden maar hun verhaal wordt door velen niet vergeten

In 1945 schreef generaal-majoor Theron van de South African Air Force een brief aan de Belgische Vertegenwoordiger in Pretoria; hij drukte er zij erkentelijkheid in uit en verzekerde dat:

“de Zuid-Afrikanen zeer vereerd waren om hun Belgische vrienden onder hen te kunnen verwelkomen: door de gevaren te trotseren en door hun inzet en moed hebben ze de wederzijdse vriendschaps- en bloedbanden versterkt. Ze hebben gediend als leden van de South African Air Force en we zijn zeer vereerd om hen als vrienden te kunnen verwelkomen, deze mannen die zonder moeite te sparen, hebben bijgedragen tot de grootsheid van de South African Air Force”

Verwijzing (1)

Tijdens cen onderhoud tussen Hitler en M Henderson ambassadeur van Groot-Bnttannië in Berlijn op 3 maart 1938, en met de bedoeling de algemene sfeer te verbeteren, had de Britse regering een plan voor ogen: het steunde op het principe van cen nieuw principe voor een koloniale administratie in een deel van Afrika, dat zich zou uitstrekken over een oppervlakte ongeveer zo groot als het Kongolese bekken; ten noorden was het begrensd door de 5de parallel en ten zuiden door de Zambezi. Zes maand vóór de invasie van Polen en de Frans-Britse oorlogsverklaring aan Duitsland, voorzag Groot-Brittannië dus koudweg om de vrede te handhaven door België en Portugal af te zetten.

Verwijzing (2)

Désiré Verbraeck hoorde tot het 5de smaldeel van de IIIe grocp van het 3de Luchtvaartregiment dat op Fairey Battle vloog. Hij steeg de 11 mei om 5.45 uur op van het noodvliegveld van Aaltcr met aIs schutter-observator Jacques Dôme en met als opdracht het bombarderen van de brug van Veldwezelt over het Albertkanaal. Ten zuiden van Gent werden ze onderschept door twee Do 215 die het vuur openden. Ze dienden te landen in een veld bij Lebbeke; Verbraeck had zes kogels in de rug en Jacques Dôme was zwaar gewond aan de handen. Verbraeck zou tijdens een opdracbt in Libië in 1941 worden gedood.

Verwijzing (3) - Het Empire Training Scheme

In 1935 stond Groot-Brittannië op het punt om cen ontwapeningsplan aan te vatten; sommige politici waren echter bezorgd om de snelle cn gevaarlijke uitbreiding van de Duitse en Italiaanse luchtmachten. Onder de discrete impuls van Winston Churchill werkt de Royal Air Force vanaf 1936 een rekruteringsplan uit dat “Short-service commission scheme” wordt genoemd. Voor cen kandidaat leerling-piloot gaat het er om zich in Londen aan te bieden, het medisch onderzoek te ondergaan en met eervolle vermelding door cen ad hoc commissie te worden ontvangen. Het plan wordt uitgebreid tot kandidaten afkomstig uit de landen van het Britse Commonwealth.

In 1939 worden de conclusies uit dit plan getrokken en stelt de RAF een gezamenuijk trainingsprogramma op punt dat de naam Empire Air Training Scheme zal krijgen. Het programma vormt de snelle conclusie van een vroeger afgesloten akkoord tussen Groot-Brittannië en dric van zijn dominions: Canada, Australie en Nieuw-Zeeland. Zuid-Rhodesië doet in april 1940 mec aan dit grandioze plan dankzij de tussenkomst en de onderhandelingen die Wing commander C.W. Meredith voert met de Regering. De Unie van Zuid-Afrika kent echter cen sterke politieke, nationalistische oppositie en ziet van deelname af.

De verschillende standpunten die er bestaan tussen generaal James Barry Hunnik Hertzog, de Eerste minister, en cen minister uit zijn regering, generaal Jan Christian Smuts, spatten open en dwingen de Eerste minister tot ontslag. Generaal Smuts volgt hem op.

Generaal Jan Smuts, Eerste minister en minister van Defensie die door koning George VI in november 1941 tot Field Marshall zal worden bevorderd, stelt het ganse Zuid-Afrikaanse territorium ter beschilddng van de Engelse regering ; die kan er nieuwe vliegscholen oprichten teneinde in Zuid-Afrika het personcel van de RAF op te leiden en dat van de South African Air Force.

Om zijn beslissingen kracht bij te zetten, nodigt de toekomstige Field Marshall cen missie van de Royal Air Force uit naar Pretoria. Deze missie wordt geleid door dezelfde technische en financiële ploeg die aan de oorsprong ligt van de oprichting van het Empire Air Training Scheme. Het bestaat sinds kort in Canada en wordt aangevoerd door Air Chief Marshall sir Robert Brooke-Popham.

Op 1 juni 1940 wordt in Pretoria cen akkoord ondertekend voor de oprichting van een Joint Air Training Scheme. Dit document is het resultaat van verschillende onderhandelingen en krijgt de naam “Van-Brookham Agreement”. Een samentrekking van de namen van de twee ondertekenaars: luitenant-generaal sir Pierre Van Ryneveld voor de South African Air Force en Air Chief Marshall sir Robert Brooke-Popham voor de RAF. Vandaag vinden we in dit kader 33.347 piloten, waarnemers, navigatoren, bommenrichters, radio-operatoren an boordschutters die in dc rangen van de South African Air Force hebben gediend of langsgekomen zijn. Van dit totaal kwamen er 20.800 uit het Verenigd Koninkrijk, 12.221 uit Zuid-Afrika cn slcchts 326 van de geallieerden. De Rhodesian Air Training Group kwalificeert op haar bcurt 7.600 piloten, 2.300 navigatoren, bommenrichters en boordschuttcrs van wie de meerdcrheid uit Groot-Brittannië komt, uit Australië of uit geallieerde landen zoals Griekenland: waarvan onderdanen zich in Egypte hebben gehergroepeerd om er de Royal Hellenic Air Force op te richtcn. Ten slotte komen er ook niet weinig Rhodesiers die dc smaldelen van de Royal Rhodesian Air Force zullen gaan vormen.

De Royal Air Force wordt de voornaamste begunstigde aangezien midden 1944, op een totaal van 487 Squadrons, er 100 toehoren aan het Commonwealth. Met andere woorden, op 340.000 bemanningen komen er 134.00 uit haar Imperium zonder daarbij de bemanningen van de geallieerde luchtmachten te vergeten die in hun rangen meevochten. De South African Air Force zelf brengt 31 Squadrons aan voor de oorlogsinspanning van de Royal Air Force. 28 van deze eenheden gaan strijden in het Middellandse Zeegebied, terwijl twee eenheden in Zuid-Afrika blijven om boven de lndische Oceaan te patrouilleren; een andere zal in West-Afrika dienen.

Nederlands vertaling: Wilfried TERSAGO

Squadrons of the South African Air Force in which the Belgians served

No. 12 Squadron: Boston III & B-26 Marauder
No. 15 Squadron: Blenheim Mk V & Baltimore
No. 21 Squadron: Baltimore & B-26 Marauder
No. 23 Sqaudron: Avro Anson & Lockheed B-34
No. 24 Squadron: Boston III & B-26 Marauder
No. 26 Squadron: Wellington Mk XII & Spitfire V
No. 28 Squadron: Dakota
No. 31 Squadron: B-24J Liberator
No. 41 Squadron: Hurricane & Spitfire V
No. 44 Squadron: Dakota
No. 60 Squadron: Mosquito Mk IX

Belgen leden van de Veilles Tiges, Anciens van de South African Air Force (toestand op 31/12/2001) :

Serge CASTERMANS,
Daniel COLIN,
Robert HISCH,
Fernand JAMOULLE,
John MICHAUX et
Roger MINNE († 9/10/2002)